Lieteberg
is een van de toegangspoorten tot het Nationaal Park Hoge Kempen.
Deze bevindt zich enkele kilometers buiten het park, aan de Stalkerweg ten zuiden van Zutendaal.
Alvermannekeswandeling
Hier, aan de rand van de Hesselsberg, bevindt zich een diepe insnijding, de "Alverkuil" genoemd.
Het is een oud droogdal dat is ontstaan door erosie.
Onder de plaatselijke bevolking gaat het verhaal dat dit de woonplaats was van de Alvermannekens, wezentjes die het midden houden tussen trol en kabouter en die in 1925 tot leven kwamen in de verhalen van pastoor Theo Vandebeeck.
"De sage schildert ze ons af als kleine zwarte mannekens, gewoonlijk mismaakt, leelijk, en oud als de straat.
Ze dragen lange baarden.
Heel hun lijf is ruig behaard en lange zwarte nagels steken uit aan teen en vinger.
Ze zijn gekleed met rooden mantel en rooden hoed, in Limburg, ook wel met zwarte rokskens, uit biezen en heidewortels geweven, met daarboven een aardig moetsken, dat ze bij dansen en springen in de hoogte gooien om het daarna met hun teenen weer op te vangen.
Men stelt ze zelfs zoo klein voor dat ze op den rand van een tafelbord kunnen dansen, onder geitenblad en varens zich verschuilen, en op hun zeven gemakken plaats nemen op paddestoelen.
Het is voor hen dan ook een waar plezier op den rug van tor of meikever de hei door te snorren." Auteur: Limburgs Landschap vzw
2022 08 10
is een van de toegangspoorten tot het Nationaal Park Hoge Kempen.
Deze bevindt zich enkele kilometers buiten het park, aan de Stalkerweg ten zuiden van Zutendaal.
Alvermannekeswandeling
Hier, aan de rand van de Hesselsberg, bevindt zich een diepe insnijding, de "Alverkuil" genoemd.
Het is een oud droogdal dat is ontstaan door erosie.
Onder de plaatselijke bevolking gaat het verhaal dat dit de woonplaats was van de Alvermannekens, wezentjes die het midden houden tussen trol en kabouter en die in 1925 tot leven kwamen in de verhalen van pastoor Theo Vandebeeck.
"De sage schildert ze ons af als kleine zwarte mannekens, gewoonlijk mismaakt, leelijk, en oud als de straat.
Ze dragen lange baarden.
Heel hun lijf is ruig behaard en lange zwarte nagels steken uit aan teen en vinger.
Ze zijn gekleed met rooden mantel en rooden hoed, in Limburg, ook wel met zwarte rokskens, uit biezen en heidewortels geweven, met daarboven een aardig moetsken, dat ze bij dansen en springen in de hoogte gooien om het daarna met hun teenen weer op te vangen.
Men stelt ze zelfs zoo klein voor dat ze op den rand van een tafelbord kunnen dansen, onder geitenblad en varens zich verschuilen, en op hun zeven gemakken plaats nemen op paddestoelen.
Het is voor hen dan ook een waar plezier op den rug van tor of meikever de hei door te snorren." Auteur: Limburgs Landschap vzw
2022 08 10